Inleiding
Wie het fort van Koningshooikt betreedt, komt in een andere wereld terecht…
Op een warme zomerdag loopt na een paar passen een rilling over je rug. De dikke muren sluiten de zomer buiten. In de wintermaanden krijgt de vrieskou geen voet aan de grond. Altijd hoor je het geluid van vallende druppels. De muren voelen vochtig en kil aan. Aan het plafond vormen zich – als in een heuse grot – stalactieten. En al snel ben je in de donkere gangen alle gevoel van richting kwijt.
De gangen vormen een plek waar je niet veel leven verwacht, maar dat is buiten een bijzonder diergroep, de vleermuizen, gerekend.
Vleermuizen vormen een buitenbeentje in het dierenrijk. Het zijn de enige zoogdieren die echt kunnen vliegen. Dit doen ze merkwaardig genoeg met hun handen. Tussen de lange vingers en arm zit een dunne vlieghuid. De Latijnse naam van vleermuizen is hier een verwijzing naar: chiroptera, of vertaald naar het Nederlands, handvleugeligen.
Meestal denkt men bij vleermuizen aan bloedzuigende vampieren of grote fruitetende vliegende honden die met tientallen in bomen hangen. Deze vleermuizen komen in onze contreien niet voor. De soorten die bij ons voorkomen zijn heel wat kleiner. Zo weegt de gewone dwergvleermuis tussen de 3,5 en 8 gram en heeft ze een spanwijdte van 18cm. Met de vleugels opgevouwen past ze zonder probleem in een luciferdoosje. De rosse vleermuis is onze reus onder de vleermuizen met een gewicht van rond de 30 gram en een spanwijdte tot 42 cm. Op het menu van “onze” vleermuizen staan uitsluitend insecten. Een vleermuis moet om te overleven per nacht een kwart tot een derde van zijn lichaamsgewicht aan insecten eten. Voor een vleermuis betekent dat per nacht wel 300 muggen, motten en kevertjes. Zo kan één enkele watervleermuis in de periode van 15 mei tot 15 oktober ruim 40.000 muggen verorberen. Een gemiddelde kolonie eet per zomer enkele tientallen kilo’s insecten. Best nuttige beestjes dus!
Vleermuizen zijn volledig aangepast aan een leven in het donker. Hoewel ze wel ogen hebben, zien ze eigenlijk via hun oren. Ze gebruiken daarvoor het principe van een radar, ook wel echolocatie genoemd. Door geluid uit te stoten en de weerkaatsing op te vangen, kunnen ze zich een haarscherp beeld vormen van hun omgeving. En haarscherp mag je letterlijk nemen, want zelfs één mensenhaar kunnen ze perfect onderscheiden. Toch hoor je vleermuizen niet. Dit komt doordat ze heel hoge geluiden uitstoten die voor het menselijk oor niet hoorbaar zijn. Wetenschappers gebruiken daarvoor een bat detector. Dit toestelletje zet de ultrasone geluiden om en laat toe om vleermuizen tot op soortniveau te determineren.
Daarnaast beschikken vleermuizen over een soort automatische piloot en vliegen ze vaak afgelegde trajecten ook deels op geheugen.
Vleermuizen zijn insecteneters. Insecten zijn alomtegenwoordig in de (late) lente en zomer, maar vanaf eind september neemt het aantal insecten sterk af. De natuur heeft hier verschillende strategieën op bedacht. Zo kan men – net als zwaluwen – op zoek naar warmere oorden in het zuiden, men kan overschakelen op een andere voedselbron, zoals zaden of noten of men kan opteren om de periode van schaarste te overbruggen door een winterslaap. Vleermuizen hebben voor de laatste optie gekozen.
Bij vleermuizen loopt de winterslaap van ongeveer oktober tot en met maart, hoewel er ook echte langslapers tussen zitten. Zo slaapt de ingekorven vleermuis van half september tot half mei! Om die lange periode van inactiviteit te overbruggen moet alles kloppen:
- Er moet voldoende voedsel aanwezig zijn in de zomer en najaar om het vetreserve op peil te brengen;
- De winterverblijfplaats moet een constante, koele temperatuur hebben. Vleermuizen stemmen tijdens de winterslaap hun lichaamstemperatuur af op de omgeving. Een te hoge temperatuur zou teveel energie vragen, maar ook temperaturen onder nul zijn uit den boze;
- Hoewel de ademhaling tijdens de winterslaap sterk vertraagd verliezen vleermuizen tijdens die lange winterslaap toch heel wat vocht. Om te voorkomen dat ze uitdrogen zoeken ze dan ook ruimtes op met een hoge luchtvochtigheid;
- Wie wil slapen, heeft rust nodig. Verstoring is dan ook uit den boze.
Zo’n kille, vochtige plek mag voor vleermuizen dan wel de uitgelezen plek zijn om te overwinteren, maar niet om jongen groot te brengen. Na de winterslaap trekken vleermuizen dan ook naar hun zomerverblijfplaatsen. De vrouwtjes trekken naar kraamkolonies. Die vind je bijvoorbeeld op zolders van kerken, maar ook in holle bomen. Hier is het warm en droog.
Vleermuizen brengen slechts één jong per jaar ter wereld. In tegenstelling tot bijvoorbeeld muizen hebben ze dus een zeer klein aantal nakomelingen. Dit maakt ze kwetsbaar. Gelukkig leven vleermuizen wel langer dan muizen.
Mannetjes trekken zich niets aan van hun kroost. Misschien zit de bijzondere manier van voortplanten er wel voor iets tussen. Vleermuizen paren in het najaar, maar de bevruchting vindt pas plaats na de winterslaap. Het paren gebeurt aan de overwinteringsplaatsen. Ook op het fort van Koningshooikt is het ieder najaar prijs.
In het fort van Koningshooikt zijn mensen én vleermuizen welkom. Zoals overal maken goede afspraken, goede vrienden. Het betreden van de overwinteringsplaatsen vanaf oktober is dan ook voorbehouden aan vleermuizen.
In het fort van Koningshooikt wordt nog een stap verder gegaan. Door specifieke inrichtingen, zoals het voorzien van luiken om tocht en illegale betreding tegen te gaan, het voor vleermuizen toegankelijk maken van een watergang, het verwijderen van roetaanslag,… zit de toekomst voor de vleermuizen hier goed.
Dankzij al deze inspanningen vinden heel wat vleermuizen hun weg naar het fort. Tijdens de winter van 2014-2015 werden er xxx vleermuizen geteld en 6 soorten aangetroffen.
Het fort van Koningshooikt is niet het enige fort van de Antwerpse fortengordels waar vleermuizen onderdak vinden. In de Antwerpse fortengordels overwinteren duizenden vleermuizen. Dit maakt de forten tot een van de belangrijkste vleermuisverblijfplaatsen van West-Europa. Ze maken dus niet voor niets deel uit van het Natura2000-netwerk, het netwerk van Europese topnatuurgebieden.